Ga naar de inhoud van deze pagina Ga naar het zoeken Ga naar het menu
Vorige pagina

Besluitraad

maandag 28 oktober 2024

21:30 - 00:00
Locatie

Raadzaal

Voorzitter
Adriaansen, drs. J.J.C.

Uitzending

Agendapunten

  1. Besluit

    De voorzitter opent de vergadering 21.54 uur.

  2. 1

    Besluit

    De agenda wordt vastgesteld.

  3. 2

    Besluit

    De lijsten met ingekomen stukken van de opinieraden ruimte en samenleving van 15 oktober en bestuur van 28 oktober worden vastgesteld.

  4. 2.a

  5. 2.b

  6. 2.c

  7. 3
    Besluitvorming A-voorstellen uit de Opinieraden Ruimte, Samenleving en Bestuur
  8. 3.a

    Besluiten

    b e s l u i t :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 Regio West-Brabant te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijnen
    In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 moeten de deelnemende gemeenten besparingen in de begroting 2026 doorvoeren of beleidsinhoudelijke keuzes maken. Gezien deze ontwikkeling beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre zij hieraan kan bijdragen, bijvoorbeeld door de bijdrage van de deelnemers voor 2026 gelijk te houden te houden aan de bijdrage voor 2025 of een stijging te beperken.


    Specifieke financiële richtlijn voor de Regio West-Brabant:
    Bij de uitvoeringsgerichte taak Kleinschalig Collectief Vervoer geldt voor de vervoersprijs per eenheid een aanpassing aan de hand van de branchegerichte NEA-index. Verder worden de vervoerslasten begroot aan de hand van het geprognosticeerde gebruik van de vervoersvoorziening. Doorbelasting van kosten aan gemeenten en provincie vindt plaats op basis van realisatie.
    Beleidsmatige richtlijnen
    In de begroting 2026 wordt in heldere taal aangegeven:
    1. welke doelen uit de strategische agenda en actieprogramma 2024 – 2028 in 2026 worden gerealiseerd en welke doelen in de periode 2027-2028 worden beoogd;
    2. wat de financiële en personele inzet van de RWB hierbij is en welke aanvullende middelen (capaciteit en financiën) van de gemeenten worden gevraagd;
    3. of, en zo ja op welke wijze er voor de uitvoering van de actieagenda samenwerking nodig is met de Stedelijke Regio’s en Rewin en hoe deze samenwerking wordt vormgegeven;
    4. op welke wijze de verbinding met onderwijs en bedrijfsleven wordt gelegd bij de uitvoering van het actieprogramma.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t BWB:
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 Belastingsamenwerking West-Brabant vast te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijnen
    In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 moeten de deelnemende gemeenten besparingen in de begroting 2026 doorvoeren of beleidsinhoudelijke keuzes maken. Gezien deze ontwikkeling beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre zij hieraan kan bijdragen, bijvoorbeeld door de bijdrage van de deelnemers voor 2026 gelijk te houden te houden aan de bijdrage voor 2025 of een stijging te beperken.


    Beleidsmatige richtlijnen
    Geen

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t GGD :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 GGD West-Brabant vast te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijn
    In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre de bijdrage van de gemeente/deelnemers gelijk blijft aan c.q. beperkt stijgt ten opzichte van de bijdrage voor 2025. Dit kan door besparingen voor te stellen of beleidsinhoudelijke keuzes aan te geven.


    Beleidsmatige richtlijnen
    1. De GGD geeft in kaders en Beleidsbegroting 2026 duidelijk weer met welke concrete plannen invulling gegeven gaat worden aan de in het beleidsplan 2023-2026 ‘Wij maken samen gezond gewoon’ opgenomen 4 ambities en laten ze hun 3 gezonde geluiden horen.



    2. Wij verwachten dat zij in samenspraak met de deelnemende gemeenten in 2026 een vervolg van het beleidsplan opstelt en presenteert.
    3. Gezien de afnemende financiële middelen in 2026 verwachten gemeenten beleidsmatige keuzes te moeten maken. Om deze keuzes gedegen voor te kunnen bereiden is meer gedetailleerd inzicht nodig in het aanbod en in de geleverde producten en kosten. Wij verwachten van de GGD dat zij deze informatie leveren.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t OMWB:
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant vast te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.
    Aanvullende financiële richtlijn
    In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre de bijdrage van de gemeente/deelnemers gelijk blijft aan c.q. beperkt stijgt ten opzichte van de bijdrage voor 2025. Dit kan door besparingen voor te stellen of beleidsinhoudelijke keuzes aan te geven.


    Beleidsmatige richtlijnen
    1. De omgevingsdienst is in 2024 gestart met de implementatie van het kwaliteitsmanagementsysteem in de organisatie. In de kaderbrief 2026 geeft de omgevingsdienst concreet aan op welke wijze de resultaten van het kwaliteitsmanagementsysteem en de doorontwikkeling van datamanagement en -beheer worden verwerkt in de (meerjaren)begroting 2026. Bijvoorbeeld door in het beleidsdeel van de begroting inzage te geven in de aanpak van de ontwikkeling van kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) voor de primaire processen (dienstverlening).
    2. Wij hebben de OMWB gevraagd om in 2025, samen met de deelnemers, de MWB-norm te herzien en te komen tot een nieuwe financieringsopzet. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de rapportage ‘Financieringssystematiek omgevingsdiensten’ vastgesteld op 20 juni 2024 door het bestuurlijk overleg Interbestuurlijk Programma Versterking VTH (IBP VTH) en het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader (GUK). Het proces om tot een nieuwe financieringssystematiek te komen wordt in de Kaderbrief 2026 beschreven en ook de (potentiële) gevolgen voor de (meerjaren)begroting 2026 en verder.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t RAV :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 RAV Brabant Midden-West-Noord vast te stellen:
    Financiële richtlijnen
    n.v.t.


    Beleidsmatige richtlijnen
    1. De RAV waarborgt onder de Wet ambulancezorgvoorzieningen de kwaliteit en continuïteit van de ambulancezorg in heel haar werkgebied. De ambulancezorg dient blijvend te worden uitgevoerd zonder gemeentelijke financiële bijdragen.
    2. Het Meerjarenplan 2022-2025 van de RAV loopt tot en met 2025. De RAV betrekt bij de opstelling van het nieuwe meerjarenplan de stakeholders. Het nieuwe meerjarenplan komt tot uitdrukking in de begroting 2026.
    3. Het Landelijk Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0 bevat 26 indicatoren waarmee daadwerkelijk het niveau van de geleverde zorg wordt gemeten. Tijdigheid in het spoedvervoer is er hier één van. De indicatoren zijn onderverdeeld in zeven segmenten: Bereikbare en beschikbare zorg, Patiënt centraal, Veilige zorg, Professionaliteit, Samenwerken, Continue verbeteren en Basis op orde. De RAV informeert de gemeenten in haar begroting hoe zij voldoet aan het landelijke kwaliteitskader en de opgenomen indicatoren.
    4. De RAV is in 2024 gestart met de implementatie van de nieuwe urgentie-indeling ambulancezorg. De nieuwe indeling kent zeven in plaats van drie urgentieniveaus. De RAV verwerkt de nieuwe urgentie-indeling in haar begroting waarbij inzage in de responstijden op A0 en A1 (voorheen A1 en A2 ritten) behouden blijft. Uitgangspunt dient te zijn dat in het hele werkgebied de responstijd voor A0 ritten niet meer dan 5% wordt overschreden (melding-aankomst meer dan 15 minuten).
    5. In haar begroting geeft de RAV aan wat het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en de landelijke Beleidsagenda Toekomstbestendige Acute Zorg van VWS betekent voor de ambulancezorg in haar werkgebied. De beleidsagenda kent drie kernpunten: Kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg, Zorgcoördinatie en Samenwerking in de regio.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t RBL :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 Regionaal Bureau Leren te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijnen
    In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 moeten de deelnemende gemeenten besparingen in de begroting 2026 doorvoeren of beleidsinhoudelijke keuzes maken. Gezien deze ontwikkeling beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre zij hieraan kan bijdragen, bijvoorbeeld door de bijdrage van de deelnemers voor 2026 gelijk te houden te houden aan de bijdrage voor 2025 of een stijging te beperken.


    Beleidsmatige richtlijnen
    Geen

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t Veiligheidsregio :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant vast te stellen:


    Financiële richtlijnen
    In de nota Verbonden Partijen zijn de volgende financiële richtlijnen vastgelegd:
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.


    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende Cao-indexering, overige Cao-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke Cao-indexering, overige Cao-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de conceptbegroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijn
    In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre de bijdrage van de gemeente/deelnemers gelijk blijft aan c.q. beperkt stijgt ten opzichte van de bijdrage voor 2025. Dit kan door besparingen voor te stellen of beleidsinhoudelijke keuzes aan te geven.


    Beleidsmatige richtlijnen
    De VRMWB heeft een beleidsplan 2023-2027 en voert dit uit. Ervan uit gaande dat de VRMWB zich houdt aan de voornemens genoemd in dit plan en blijft werken binnen de drie genoemde pijlers en daarover adequaat rapporteert is er nu geen aanleiding om specifieke beleidsmatige richtlijnen op te stellen. Er zijn geen ontwikkelingen te benoemen die invloed hebben op het beleid.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t WBA :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 West-Brabants Archief vast te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Beleidsmatige richtlijnen
    1. Het West-Brabants Archief zorgt ervoor dat protocollen en standaarden aansluiten bij de actuele landelijke normen en standaarden. Voor onder andere het e-depotprotocol, en als voorbeeld MDTO. Bij het overgaan naar een actuelere versie van een standaard of protocol hanteert het WBA voor de deelnemers een ruime overgangsfase.
    2. Zorg voor een goede advisering en het prioriteren van de praktische ondersteuning van de deelnemers. Denk hierbij o.a. aan het e-depot. Neem deelnemers mee in de toekomstige ontwikkelingen van het West-Brabants Archief.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    b e s l u i t  WVS:
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 WVS-groep vast te stellen:
    Financiële richtlijnen (geheel conform de Nota verbonden partijen)
    1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijnen
    1. In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre de bijdrage van de gemeente/deelnemers gelijk blijft aan c.q. beperkt stijgt ten opzichte van de bijdrage voor 2025. Dit kan door besparingen voor te stellen of beleidsinhoudelijke keuzes aan te geven.
    2. De op WVS betrekking hebbende ramingen en effecten van de ketensamenwerking worden herkenbaar in een afzonderlijke paragraaf in de begroting 2026 opgenomen. WVS zorgt er voor dat haar begroting op dit punt aansluit bij de begrotingen van het Werkplein Hart van West-Brabant en de ISD Brabantse Wal.


    Beleidsmatige richtlijnen
    1. WVS houdt inzichtelijk welke activiteiten en risico’s verbonden zijn aan de afbouw van het huidige WSW-bestand in combinatie met de opdrachtportefeuille en stelt maatregelen voor om nadelige financiële gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken.
    2. WVS besteedt in de begroting 2026 aandacht aan de visie en ambitie rondom de doorontwikkeling van het sociaal ontwikkelbedrijf.
    3. De begroting van WVS wordt daarbij opgesteld in lijn met de ambities en doelstellingen van de integrale ketensamenwerking met het Werkplein Hart van West-Brabant en de ISD Brabantse Wal. De ketenpartners dienen hun activiteiten en inspanningen in samenhang te bezien, waarbij het resultaat van de organisaties tezamen optimaal dient te zijn.
    4. Ten aanzien van deze ambities en doelstellingen verwachten we dat WVS samen met het Werkplein en ISD komt tot concrete doelstellingen rond de ontwikkelingen van inwoners, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht.
    5. Daarbij verwachten we dat WVS in afstemming met de ketenpartners zorgt voor passende leerroutes en ontwikkeltrajecten die aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt en de veranderende doelgroep waarvoor deze trajecten worden ingezet. We vragen WVS daarbij innovatief te werk te gaan, zodat recht wordt gedaan aan de uitdagingen rond de doelgroep.
    6. In de begroting 2026 wordt de inzet van WVS ten behoeve van de ketensamenwerking in een afzonderlijke paragraaf uitgewerkt.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

    Besluit ISD
    b e s l u i t :
    de onderstaande richtlijnen begroting 2026 ISD Brabantse Wal vast te stellen:
    Financiële richtlijnen
    1. We verwachten van het gemeenschappelijk orgaan dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. Het gemeenschappelijk orgaan vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt het gemeenschappelijk orgaan ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het bestuur is besloten.
    3. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt het gemeenschappelijk orgaan de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    4. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft het gemeenschappelijk orgaan de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft het gemeenschappelijk orgaan inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.


    Aanvullende financiële richtlijnen
    1. De op het gemeenschappelijk orgaan betrekking hebbende ramingen en effecten van de ketensamenwerking worden herkenbaar in een afzonderlijke paragraaf in de begroting 2026 opgenomen. Het gemeenschappelijk orgaan zorgt er voor dat haar begroting op dit punt aansluit bij de begrotingen van WVS en het Werkplein Hart van West-Brabant.
    2. het gemeenschappelijk orgaan maakt een onderbouwde meerjarige prognose van het aantal bijstandsontvangers.
    3. Het gemeenschappelijk orgaan neemt in de bijlage van de begroting een overzicht op met het verloop van de vaste en tijdelijke formatie sinds 2015. Hieruit blijkt welke mutaties er sinds 2015 in de formatie zijn doorgevoerd, met welke reden en de besluitvorming hierover.
    4. Het gemeenschappelijk orgaan verschaft in de managementrapportages inzicht in de stand van de vorderingen en de voorziening dubieuze debiteuren.


    Beleidsmatige richtlijnen
    1. Het gemeenschappelijk orgaan stelt een begroting voor het jaar 2026 op waarin de ambities van de deelnemende gemeenten tot uitdrukking komen met betrekking tot duurzame uitstroom van uitkeringsgerechtigden, het beperken van uitkeringslasten, het bieden van inkomensondersteuning, het inburgeren van statushouders en armoedebestrijding en het integraal samenwerken binnen het Sociaal Domein. Dit is een uitwerking van de Uitgangspuntennotitie en het uitvoeringsplan ISD BW jaarschijf 2026.
    2. De begroting 2026 dient een duidelijke onderbouwing te bevatten van de manier waarop het gemeenschappelijk orgaan ISD BW de hiervoor genoemde ambities gaat realiseren, alsmede de lasten die daarmee gepaard gaan.
    3. De onderbouwing bevat concrete maatregelen die afdoende zijn om aanspraak te kunnen maken op een uitkering in het kader van de vangnetregeling mocht er voor 2026 uiteindelijk onverhoopt toch sprake zijn van een overschrijding van de BUIG-budgetten.
    4. De begroting 2026 van het gemeenschappelijk orgaan is opgesteld in lijn met de ambities en doelstellingen van de integrale ketensamenwerking met WVS en het Werkplein Hart van West-Brabant. De ketenpartners dienen hun activiteiten en inspanningen in samenhang te bezien, waarbij het resultaat van de organisaties tezamen optimaal dient te zijn. Ditzelfde geldt voor de samenwerking met lokale partners in de integrale toegangen van de deelnemende gemeenten.
    5. Ten aanzien van deze ketensamenwerking verwachten we dat het gemeenschappelijk orgaan samen met WVS en het Werkplein komt tot concrete doelstellingen rond de ontwikkelingen van inwoners, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht.
    6. Daarbij verwachten we dat het gemeenschappelijk orgaan in afstemming met de ketenpartners zorgt voor passende leerroutes en ontwikkeltrajecten die aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt en de veranderende doelgroep waarvoor deze trajecten worden ingezet. We vragen het gemeenschappelijk orgaan daarbij innovatief te werk te gaan, zodat recht wordt gedaan aan de uitdagingen rond de doelgroep.
    7. In de begroting 2026 wordt de inzet van het gemeenschappelijk orgaan ten behoeve van de ketensamenwerking in een afzonderlijke paragraaf uitgewerkt.

    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

  9. 3.b

    Besluit

    b e s l u i t :


    in te stemmen met de gewijzigde statuten van de Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking Euregio Benego, conform de bijgevoegde ontwerpstatuten.

    Stemverklaring AKT: AKT kan instemmen met dit voorstel ondanks de naamswisseling. Wij vinden het woord "territoiriaal" niet meer van deze tijd.


    Het raadsvoorstel wordt unaniem aangenomen.

  10. 4

    U wordt er op attent gemaakt dat er camera-opnames worden gemaakt die via internet worden uitgezonden en daarop terug te zien zijn. Het is niet uit te sluiten dat u daarbij in beeld komt.

    Besluit

    De voorzitter sluit de vergadering om 21.56 uur.